Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact

testament van een idealist

 

Hugo

Heirman

  Hugo Heirman

Over idealisten en hun idealen, peins ik, is al heel wat inkt gevloeid. Hemelbestormers, fantasten, Don Quichotes, dromers, wereldverbeteraars, utopisten, luchtfietsers worden ze wel eens smalend genoemd. Idealisten zijn een ras apart. Mensen met een ideaal en die er alles voor veil hebben om dit ideaal te bereiken. Idealisten lopen niet erg dik gezaaid, maar toch heeft onze wereld er nood aan.
Toen ik onze Mens van bij Ons, Hugo Heirman, interviewde, moest ik daar aan denken. Hugo heeft me in een paar uurtjes over zijn leven, over zijn idealen verteld. Het was een boeiende babbel over zijn jeugd, zijn Vlaams bewustzijn, zijn meer dan merkwaardige loopbaan en niet te vergeten Remuze.
Ik heb een steen verlegd, zingt Bram Vermeulen in dat prachtige lied. Hugo is een collega van hem.

Roots    

Het verhaal van Hugo begint in den Bos op 5 november 1951. Ik ben een bosmens, steekt Hugo van wal. Mijn vader was Gustaaf Heirman en mijn moeder Martha D’haese. In zijn jeugd werkte mijn vader in het vlasbedrijf van mijn grootvader. In de oorlog werd hij opgeëist om naar Duitsland te gaan werken en daarna kwam hij aan de kost als loonarbeider. Ik heb nog een oudere zus, Marie Jeanne, die enkele jaren terug veel te vroeg is overleden.

Na mijn geboorte is moeder ziek geworden. Het woord postnatale depressie kende men nog niet in die jaren maar het was zo erg dat ze moest opgenomen worden in het psychiatrisch ziekenhuis in Sint-Niklaas. Ze is er heel haar leven gebleven. Mijn vader bleef dus achter met twee platte kinderen. Begin jaren vijftig is hij met ons verhuisd naar Steenokkerzeel omdat hij daar werk had gevonden bij witloofkwekers. Mijn zus en ik, vertelt Hugo, hebben daar maar korte tijd gewoond want het lukte ons vader niet om voor ons te zorgen.

  Marie Jeanne en Hugo Heirman
Hugo bijzijn plechtige communie  

Even was er sprake van een weeshuis maar mijn tante Alice, de zus van mijn moeder, zorgde ervoor dat we opgevangen werden door onze grootouders (langs moeders kant). Die woonden in de Burgemeester Van Ackerwijk in het huis waar ik nu nog altijd woon, zegt Hugo. Mijn moeder was de oudste van zeven meisjes en wij kwamen dus terecht in een gezin van acht: mijn grootouders en hun zes dochters.

Mijn grootvader werkte in het Stinkkot in Berlare. Hij verdiende zijn brood maar daarmee was alles gezegd. Instaan voor een gezin van tien mensen was echt geen sinecure. Wij hadden armoede, bekent Hugo, mijn grootouders hadden het financieel echt niet makkelijk.

Mijn grootmoeder, dat was een heilige vrouw, die spaarde het eten uit haar mond voor haar kinderen en kleinkinderen. Ik geef dat grif toe, zegt Hugo, het waren harde tijden, maar ik heb toen geleerd om tevreden te zijn met wat je hebt en dat was bijna niks.

Mijn grootvader was wel hard voor mij en dat was misschien best zo, lacht Hugo, want ik was heus geen doetje, eerder een echte vlegel! Toch hou ik mooie herinneringen aan hem over. De Bloemen- en Schrijverswijk waren nog science fiction en achter ons huis was het veld, veld en nog eens veld. Zalige wandelingen maakten we daar.

Grootvader Raymond (langs vaders zijde) was een vinker en spreeuwen vangen met een grote slagnet mocht nog in die jaren. Ik vond dat wel spannend maar die spreeuwen pluimen dat was een bezigheid waar ik nog van huiver als ik daar aan terugdenk, zegt Hugo. Ondanks de armoede denk ik toch met een goed gevoel terug aan mijn jeugd, we leerden met kleine onnozele dingetjes toch gelukkig te zijn.

 

Hugo bij zijn plechtige communie in 1963.

School    

Zijn schoolcarrière is Hugo gestart in het kleuterschooltje van de Burgemeester Van Ackerwijk. Hugo heeft zalige herinneringen aan zuster Marie Maculata en juffrouw Hilde Van Uytfanghe.

Op zijn zes jaar verhuisde hij naar ’t Kapellestraatje. Ik heb daar de meest beruchte maar ook de meest beminnelijke misters gekend, weet Hugo. Het was nog de tijd dat sommige boodschappen met de houten regel werden gegeven. Ik herinner me nog dat ik op de speelplaats iets had uitgestoken en één van de misters wou me een safflet geven, maar ik bukte me op tijd en de meester zijn hand kwam op één van de lindes terecht.

Voor twee meesters heeft Hugo nog altijd een boontje: Oscar Kesteleyn en Michel Deprouw. Meester Oscar was een schat van een man die er in geslaagd is om mijn muzikale microbe aan te wakkeren. Ooit zei ik hem dat het zijn fout was dat ik met Remuze begonnen was, de man straalde! Michel Deprouw was mijn mister in het zevende en achtste studiejaar, vervolgt Hugo, die was als een vader voor mij.

 

Dat waren twee zalige jaren, herinnert Hugo zich. Die man leerde ons tekenen en schaduwen leggen, leerde ons in de tuin werken. In die jaren was er nog een schooltuin in den hof van de Broeders. Er stonden ook enkele fruitbomen en broeder Marcel, vertelt Hugo, zei ons dat al het fruit dat op de grond lag voor ons was. Dat hadden we goed onthouden en als je per ongeluk met de kruiwagen eens tegen de bomen reed, was de oogst groter.
In die jaren werd er ook overgeschakeld van kolen- op mazoutkachels. De put voor de mazouttank hebben wij toen gegraven. Maar Michel was vooral een boeiend verteller. Hoe hij ‘De Witte’ van Ernest Claes bracht… Onvergetelijk, mijmert Hugo.

Aan het einde van het schooljaar kregen we bezoek van Albert D’hooge, een man van de Phormium en die kwam eens polsen of er geen gasten waren die goesting hadden om te beginnen als doorhaalder. Ook al had ik eigenlijk graag verder gestudeerd, zegt Hugo, thuis waren ze onverbiddelijk en konden het financieel ook niet aan. Ik was nog geen veertien toen ik op 1 juli 1965 optrok.

De school van 't Kapellestraatje in de jaren 60   De onderwijzers in de jaren 60
Zo zag de school van 't Kapellestraatje (nu Pius X-basis) er uit in de jaren 60.
 
De onderwijzers uit die tijd. Op de eerste rij v.l.n.r. Hubert Van Cauteren, Michel Deprouw, directeur Theo Van Driessche, Jan Van Driessche,
Oscar Kesteleyn en Aloïs De Wilde. Op de tweede rij: François De Geest,
Paul Bogaert, Albert Van Eetvelde, Willy Robberecht, Emiel Baert,
Hubert Symoens, Gaston De Mey, Eric Tranoy en Clemens Van Wiele.

Jeugd
Ik ben dus begonnen op de Phormium als doorhaalder, zegt Hugo. Ik heb daar enkele jaren gewerkt en werd eerst hulpwever en later wever. De baas Pierre Verbeeck heeft op mij een diepe indruk nagelaten. Op een bepaald moment had ik me om iets boos gemaakt en pakte ik een borstel die ik weggooide van koleire. Meneer Pierre had dat gezien vanuit zijn bureau en kwam naar beneden. Ik dacht een uitbrander van formaat te krijgen maar niets was minder waar. Meneer Pierre raapte de borstel op, zette hem op zijn plaats en ging terug naar zijn bureau.
Dat is me altijd bijgebleven, zegt Hugo, soms kan je echt meer zeggen door te zwijgen.

Ik heb daar enkele jaren gewerkt, vervolgt Hugo, maar toen vond ik werk bij Betonwegenbouw. Die firma was toen volop bezig met de N47 in Zele aan te leggen en ik kon aan de slag bij de bekisters. Dat was voor mij een grote verbetering want op de Phormium verdiende ik 17 frank (0,43 euro) per uur en daar kreeg ik 45 frank (1,13 euro). Een jaar later ben ik verhuisd naar Cementbouw Janssens in Avermaat. Fons Janssens was een heel toffe baas en ook al was het werk zwaar, ik deed het graag. Betonnen palen en afsluitingen fabriceren en gaan plaatsen. Op mijn 19 ben ik dan bij de metsers terecht gekomen. Kamiel Van Driessche, vader van André, Peter en Johan (Vadribo), nam me aan en daar leerde ik de metsersstiel.

  Hugo als jongen van 15
Op eigen benen    
Huwelijksfoto van Hugo en Maria  

Ik woonde dus bij mijn grootouders, gaat Hugo verder, en één voor één vertrokken mijn tantes. Mijn grootvader stierf in 1966 toen ik vijftien was en enkele jaren later werd mijn grootmoeder opgenomen in het rusthuis omdat ze hulpbehoevend was. Ik bleef achter met één tante. Toen ik op een goede dag thuiskwam van het metselen, vond ik een leeg huis. Mijn tante was ingetrokken bij haar zuster en had alle meubels meegenomen. Daar stond ik dan.

Mijn baas, Kamiel Van Driessche, hoorde dat en de volgende dag stond hij daar met meubelen die hij hier en daar gaan sprokkelen was. Ik woonde dus alleen in het huis van mijn grootouders en van de bouwmaatschappij kreeg ik het bericht dat zo’n huurhuis niet bedoeld was voor een man alleen. De enige oplossing om te mogen blijven wonen, was te trouwen.

Ik heb toen mijn vrouw, Maria Eeraerts, leren kennen in ‘The Ranch’ op de Donk. In mei 1974 zijn we getrouwd en het probleem van het huis was opgelost. Onze huwelijksreis was enkele dagen naar Koksijde. Vijf jaar later hebben we dan de vraag gesteld of we het huis konden kopen. Hoeveel wil je daarvoor geven? was het antwoord, we mochten zelf een bod doen. Voor 525 000 frank (13 125 euro) hebben we toen het huis gekocht en we wonen er nog altijd.

Ons eerste huwelijksjaar was helemaal niet makkelijk, zegt Hugo, we waren pas drie maanden getrouwd toen ik mijn oproepingsbrief kreeg voor het leger. Ik was jarenlang als steun van het huisgezin vrijgesteld van legerdienst en dan werd ik om één of andere duistere reden toch nog onder de wapens geroepen. Mijn opleiding kreeg ik op de luchtmachtbasis in… Koksijde (onze huwelijksreis!). Daarna kwam ik terecht op de generale staf van de luchtmacht in Brussel. Een Franstalig bastion zonder weerga, vervolgt Hugo, en als overtuigde Vlaming had ik het daar heel moeilijk mee. Zelfs de meeste hogere officieren kenden geen gebenedijd woord Vloms. Ik heb toen mijn verontwaardiging eens neergeschreven in een lezersbrief in De Standaard. Echt slim was dat niet, want ze ontdekten op de generale staf vrij snel wie die illustere briefschrijver was. Ik heb toen heel wat wachten moeten kloppen met enkel en alleen Walen en die scholden me uit voor 'de sale flamand'.

We kregen toen 75 frank (1,87 euro) soldij per dag maar ik mocht wel alle dagen naar huis komen. Een paar maanden later verloor mijn vrouw, die in een confectieatelier in Uitbergen werkte, haar job en moest gaan stempelen. Dat was een serieuze streep door onze rekening. Mijn commandant, Verhaege, zag aan mij dat er iets scheelde en ik moest bij hem op den bureau komen.
Toen hij mijn thuissituatie hoorde, nam hij onmiddellijk de telefoon en belde Wilfried Thienpondt, secretaris van de C.O.O. (Commissie van de Openbare Onderstand, nu OCMW). Hij legde heel mijn situatie uit en maande hem aan een oplossing te zoeken. Mijn vrouw kon even later aan de slag in het onderhoud en ze heeft er meer dan dertig jaar gewerkt. Ik ben mijn commandant, een man met een gouden hart, en ook Wilfried Thienpondt daar altijd heel erg dankbaar voor geweest.

Hugo en Maria hebben drie zonen: Geert (1976), Bart (1978) en Pieter (1985), twee kleinkinderen, Louise en Gust, en nummer drie…die is op komst.

Hugo Heirman  

Geluk met een ongeluk
Ik ben altijd metser gebleven, gaat Hugo verder, tot in 1991. Ik werkte toen bij Elbeko en dat jaar kreeg ik een zwaar arbeidsongeval waarbij ik mijn kuit- en scheenbeen brak. Ik herstelde maar de arbeidsgeneesheer verklaarde me toen ongeschikt voor het metselen. Daar zat ik dan, 40 jaar en werkloos. Ik kon me eerlijk gezegd houden van lachen, bekent Hugo, met een gezin met drie kinderen.

Toen hoorde mijn zoon Bart van een nieuw initiatief van de Koning Boudewijnstichting in verband met outplacement. Dat was iets nieuws in die jaren. De bedoeling hiervan was je te begeleiden bij je zoektocht naar een nieuwe baan. Ze zoeken zelf geen job voor jou maar leren je wel hoe je dat het best aanpakt. De begeleiding maakt een analyse van je sterktes en zwaktes, geeft sollicitatietips en -training.

Dat leek me wel iets, zegt Hugo, en dus stelde ik me kandidaat. Veel hoop had ik niet want er kwamen maar 100 mensen voor in aanmerking. Tot mijn grote verbazing was ik bij de selectie: 24 Vlamingen en 76 Franstaligen, ’t was mooi paritair verdeeld, lacht Hugo. Ik kreeg als begeleider Roger Decadt, de baas zelf van het outplacementbureau en oud-directeur van de suikerfabriek in Tienen, en deze docent had er speciaal voor gekozen om mij te begeleiden. Hij wou echt eens zien wat hij uit een arbeider kon halen. Gedurende iets meer dan 5 maanden trok ik iedere week drie keer naar Aartselaar voor gesprekken, zwakte-sterkteanalyses en een heroriëntering van mijn loopbaan. Roger zei altijd dat je netwerken enorm belangrijk zijn. Niet wat je kent is primordiaal maar wie je kent.

En effectief, gaat Hugo door, na zes maanden had ik werk. Annette De Brauwer hoorde dat ik werk zocht en introduceerde mij bij de VUM (Vlaamse Uitgeversmaatschappij). Daar zocht men een commercieel coördinator. Een opdracht waar je leiding moest geven aan vijftien mensen. Zij gaf mijn naam door en ik mocht daar solliciteren en werd aangenomen. Na meer dan dertig jaar in den bouw kwam ik in een totaal nieuwe wereld. In het begin had ik het niet makkelijk. Eén van de verkopers, zegt Hugo, zei toen smalend: dat metserke gaat eens komen vertellen hoe wij ons werk moeten doen. Ik heb me echt moeten bewijzen en die verkoper is achteraf mijn beste kameraad geworden. Ik heb me altijd heel open opgesteld en wou altijd van iedereen leren.

Mijn ommezwaai was zo uitzonderlijk dat ik telefoon kreeg van de nieuwsdienst van de VRT. Op de persconferentie van de Koning Boudewijnstichting hadden ze mijn verhaal gehoord en ze vroegen of ze dat mochten gebruiken voor het journaal. Ze zijn me dan op het werk komen filmen en interviewen en ook Roger De Knijf van Radio 1 heeft daarna nog een lang interview uitgezonden. Ook in Trends verscheen er een lang vraaggesprek en raar maar waar toen ik de week nadien naar de match van Eendracht Zele ging kijken, kwam Pierre Verbeeck me feliciteren. Ha, daar is de man van Trends, zei hij. Ik heb die baan dertien jaar gehad en door een interne reorganisatie zou ik moeten verhuizen van Gent naar Ronse. Dat zag ik helemaal niet zitten en heb dan maar ontslag genomen.

Ik had vrij snel ander werk als dossierbeheerder bij een immobiliënkantoor. Zeven maanden heb ik daar gewerkt en toen kreeg ik de kans om bij de politie van Sint-Niklaas te beginnen. Ik had deelgenomen aan de examens en hierdoor kon ik daar beginnen als onthaalmedewerker en dispatcher. Dat was een vol-continu systeem maar het werk op zich vond ik erg boeiend. Maar dan heb ik hartproblemen gekregen en moest ik daar noodgedwongen forfait geven. Ik heb dan een aantal maanden gestempeld, vervolgt Hugo.

Marleen De Waele en Germaine Goossens, toenmalige bestuursleden van Dienstencentrum Ziac, hebben me toen voorgesteld bij Ziac. Na een sollicitatiegesprek mocht ik beginnen als bediende-ombudsman. Die acht jaar dat ik in ZIAC gewerkt heb, was een heel mooie tijd. Ik ben begonnen achter de bibliotheek en heb de verhuis naar de Markt meegemaakt, heel de zaak gereorganiseerd, de cafétaria, de winkel van de tweedehandskledij… mijn ervaring uit den bouw kon ik op dat moment goed gebruiken.

  Krantenartikel over het afscheid bij ZIAC

Ik heb dat heel graag gedaan, ik had nooit het gevoel dat ik ging werken. Eigenlijk sloot die job een beetje aan bij wat ik altijd had willen doen. Ik had graag in de sociale sector willen werken. Vanuit mijn eigen ervaringen mensen helpen, daar had ik echt deugd van. Maar ik heb daar ook vreselijke en erg pijnlijke momenten meegemaakt. En daar heb ik in 2012 op mijn 61ste mijn carrière afgerond, ik kon toen terugblikken op een carrière van 47 jaar.

Vlaamse Leeuw  

Vlaming
Hugo is ook een Vlaming in hart en nieren. Van waar komt dat grote Vlaams bewustzijn, vraag ik Hugo. O, dat is heel simpel, antwoordt Hugo. Mijn grootvader Raymond Heirman had aan den IJzer gevochten en als manneke van twaalf jaar hing ik aan zijn lippen als hij over die periode in zijn leven vertelde. Hij sprak over de miserie, de ontberingen maar ook over hoe onheus zij werden behandeld door hun Franstalige officieren. ‘Pour les Flamands, la même chose’, je kent dat wel, zegt Hugo.

Toen ik in het museum van de IJzertoren heel het verhaal van mijn grootvader bevestigd zag, was er in mij zo’n stemmetje dat zei: Hugo, da’s een zaak waarvoor je je moet inzetten. Iedere 11 november trek ik steevast naar de Menenpoort in Ieper voor die speciale Last Post om de frontsoldaten maar vooral mijn grootvader en mijn nonkel Michel, die ook vuurkruisers uit WO I waren, te herdenken.

 

Hugo in de Dodengang in Diksmuide

Betoging in de Voerstreek 1980

Een beeld van de woelige betogingen
in de Voerstreek einde jaren 70.

 

Door toeval ben ik in contact gekomen met mensen van de Vlaamse Volksbeweging. De VVB is een niet-partijpolitieke onafhankelijke drukkingsgroep van Vlaamsgezinden. Vrij snel zat ik in het arrondissementsbestuur en werd ik verantwoordelijke voor Zele. Een paar jaar later werd ik ook verkozen in het hoofdbestuur. Door deze bestuursfuncties kwam ik in contact met heel veel mensen van allerlei slag en hoorde ik heel wat boeiende verhalen en getuigenissen. Vooral de verhalen van sommige Oostfronters intrigeerden me, bekent Hugo. Op aansporen van de pastoor en uit idealisme trokken ze ten strijde tegen het goddeloze communisme. Wat ze daar beleefden was verschrikkelijk en na de oorlog was de preekstoel leeg.

Mijn politieke vader was wijlen Paul Daels, de toenmalige voorzitter van de VVB. Ik voelde me als arbeider een beetje een vreemde eend in de bijt tussen al die bedrijfsleiders, dokters, advocaten… maar, zegt Hugo, Paul Daels wuifde dat weg. Niet wie je bent, is belangrijk, zei hij, maar je ideologie en je inzet voor de Vlaamse zaak is wat telt. Via de VVB belandde ik ook bij het Taal Aktie Komitee (TAK) van de toenmalige voorzitter Eric Crommelinck. Ik heb een erg woelige en gevaarlijke periode meegemaakt in de Vlaamse strijd, gaat Hugo verder, de actie rond het Vlaamse schooltje in Komen, de acties in de Vlaamse rand rond Brussel en niet te vergeten heel de kwestie rond Voeren. Wat ik daar allemaal meegemaakt heb, grenst aan het ongelooflijke. Het Noord-Ierse Belfast lag in die jaren in België!

Aan al die acties hou ik nog een pittige anekdote over, zegt Hugo. Luc Boeve, ex-BOB’er en oud-commandant van de toenmalige Zeelse rijkswacht, werkte in die jaren in Brussel. Op een vrijdagavond was ik een pintje gaan drinken in ‘De Pallieter’ en Luc was er ook. Tussen pot en pint kwam hij ‘zo eens’ informeren waar TAK de volgende zondag actie ging voeren. Ik maakte hem wijs dat we naar den Delhaize in Sint-Pieters-Leeuw gingen terwijl er een actie in Wemmel gepland was. En de volgende zondag stond de rijkswacht in Sint-Pieters-Leeuw.

Maar wie de bal kaatst, mag de bal verwachten.

  Luc is achteraf een zeer goede vriend geworden en op een keer vroeg hij me als vrijwilliger te fungeren bij oefeningen van de nationale school voor officieren van de federale politie in opleiding in de Westhoek. ’t Was wel voor de joke maar alles verliep bloedserieus. Wij moesten onder andere een apotheek overvallen. De officieren-in-opleiding  arresteerden ons, we werden bijna gemolesteerd door de speciale eenheden van de federale politie en om het verhaal echt te maken werden we enkele keren opgesloten in de gevangenis en uren ondervraagd door de onderzoeksrechter en de politie. Van je vrienden moet je het hebben, lacht Hugo. Het waren onvergetelijke ervaringen!

Hugo met zijn vriend Marc Rogiers als overvallers

Hugo met zijn vriend Marc Rogiers als overvallers

 

Krantenartikel over die overval  

Hugo met zijn vriend Marc Rogiers als overvallers nu onherkenbaar met hun bivakmuts

En dan onherkenbaar met hun cagouleke...

Politiek    

Door mijn engagement voor de Vlaamse zaak kreeg ik ook de vraag van de Zeelse Volksunie om in de partij te komen. Ik vroeg, vertelt Hugo, aan Paul Daels of ik dat wel zou doen. Zijn antwoord was heel duidelijk: er zijn al veel mensen met veel idealisme in de politiek gestapt, maar in de politiek is er gewoon geen plaats voor idealisten. Het is gewoon een keiharde business en velen haken dan na een tijdje gedesillusioneerd af.

Ik heb die goede raad in de wind geslagen en ben toch bestuurslid geworden van de toenmalige Volksunie, later Zeelse Belangen. Een succesverhaal is het nooit geworden, geeft Hugo toe, ik was eerder een dissident in de partij en ik heb nooit op een lijst van de Zeelse Belangen gestaan. Na een serieuze woordenwisseling heb ik er de brui aangegeven.

 

De laatste jaren heb ik twee keer op een lijst gestaan: in 2006 bij de lijst Massart en in 2012 op deze van de NVA. Ik had in de tijd naar Paul Daels wat beter moeten luisteren. Politiek is niet aan mij besteed. Dat bezig zijn met postjes hoeft voor mij hoegenaamd niet meer. Politiek moet de mensen dienen, niet omgekeerd.

Maar op mijn inzet voor de Vlaamse zaak blik ik toch tevreden terug, besluit Hugo dit hoofdstuk. Ik heb op mijn manier mijn steentje bijgedragen en door onze acties hebben we toch heel wat bereikt. Mocht ik herbeginnen, ik deed net hetzelfde. Maar het mooiste aan heel de zaak zijn mijn vele vrienden die ik daar gemaakt heb. Zij waren daadwerkelijk een verrijking voor mijn leven. En hoe je het ook draait of keert, je vrienden schrijven een beetje jouw levensverhaal.

Twenty Centruy

Twenty Century

 

Led Zodiac Life Band

Led Zodiac Life Band

 

The Musicals

The Musicals

Muziek    

Een tweede passie van Hugo is ongetwijfeld de muziek. Muziekschool heb ik nooit gevolgd, zegt Hugo, ik ben net als Paul McCartney een autodidact, alleen ben ik niet zo beroemd geworden. Als kind fabriceerden we onze eigen gitaar uit een stuk triplex met wat elastiekjes en de emmers van mijn grootmoeder waren onze drums. In de jaren zestig schoten de muziekgroepjes als paddenstoelen uit de grond en ook wij droomden.

Na lang sparen kon ik bij Gerard De Vriendt mijn eerste gitaar kopen en bij de Hifi-Sound mijn eerste micro. Samen met Arthur Van Praet, Peter Verheirstraeten, Julien De Gucht, Rudy Poppe en ikzelf hebben we toen ons eerste groepje opgericht: Twenty Century. We repeteerden bij Arthur thuis in de garage waar we regelmatig een champetter op ons dak kregen vanwege de geluidsoverlast.

We speelden op verschillende plaatsen in Zele, meestal onbetaald, maar niets of niemand kon onze nakende internationale doorbraak in de weg staan, lacht Hugo. Die ‘Twenty Century’ was echter geen lang leven beschoren en in 1966 werd in Lokeren ‘Led Zodiac’ boven de doopvont gehouden. Een hardrockgroep die even later samensmolt met de groep ‘Life’ en Led Zodiac Lifeband werd gedoopt. De groep bestond uit Arthur Van Praet, Rudy D’Heer, Marc Roosendans, Luc Murphy en ikzelf, vervolgt Hugo.

 

En in alle bescheidenheid we deden dat goed! We traden op in wat later Torhout-Werchter zou worden, samen met Lester & Denwood, op het festival van Torhout-Koekelare. Ons hoogtepunt was ongetwijfeld onze deelname aan de wedstrijd Pop & Folkfestival ‘Kick 69’ waar we op een tweede plaats eindigden en ook de prijs van de Stad Oostende kregen. Onze naam was gemaakt en we traden op in het voorprogramma van de bekende Britse hard rockband Warm Dust en later van de Belgische topformatie The New Inspiration. Luc Smets (van de legendarische groep The Pebbles) bood ons toen een tournee aan door Frankrijk, maar door liefdesperikelen binnen de groep is dat niet doorgegaan.

In 1971 werd de groep dan ontbonden, gereorganiseerd en omgedoopt tot ‘The Musicals’. Toen, gaat Hugo verder, gingen we meer de commerciële toer op en ook dan hadden we succes. We hebben zelfs een eigen single uitgebracht: ‘Jij hoeft niet bang te zijn’. Het was een succesvolle periode met heel veel optredens met bekende artiesten: The Cats, Louis Neefs, Conny Vandenbosch, Benny Neyman, Ann Christy, Peter Koelewijn… Ons laatste optreden was op de Donk met Lilliane Saint-Pierre en dat moet in 1978 geweest zijn.
En zo is mijn actieve muzikale carrière een stille dood gestorven, zucht Hugo. Mijn twee gitaren die op zolder lagen, heeft onze Geert laatst meegenomen.

Affiche 1991

Affiche Remuze 1991

 

Logo van Remuze

Logo Remuze

 

Affiche 2004

Affiche Remuze 2004

Remuze    

Het verhaal van Remuze is een ander paar mouwen. Alles begint bij radio Malaika en Chris Thompson. Deze man presenteerde iedere week de muzikale zondagmiddagcocktail. Ik hielp Chris toen met het samenstellen van een muzikale quiz. En tussen pot en pint groeide bij ons het idee om The Pebbles van toen nog eens te laten optreden. Dat goede idee was een slag in het water, de financiële eisen waren zo hoog dat we er feestelijk voor bedankten. En toen kwamen we op het illustere idee om die groepen die in de jaren 60 in Zele zo furore maakten nog eens te laten optreden. Na menige nachtelijke discussie in ‘De Fontein’ werd Retro Muziek Zele geboren.

 

In maart 1987 zat de zaal van Het Gildenhuis afgeladen vol en 7 groepen uit de tijd van toen gaven het beste van zichzelf en wij beleefden onze tweede jeugd.
Gesterkt door dit eerste succes wilden we er een gevolg aan breien. We richtten de vzw REMUZE op en dat jaar organiseerden we verschillende wandelzoektochten en in 1988 pakten we uit met een kleinkunstfestival terug in het Gildenhuis. De Zeelse groep Leef, Miek en Roel en Dimitri Van Toren stonden op onze affiche. In 1989 pakten we dan andermaal uit met een humorfestival in sporthal De Zeven waar Jacques Vermeire, Frank Dingenen en Luc Verschueren de show stalen.

De stichters

De werkers van het eerste uur: Etienne Waterschoot, Ruddy Certijn,
Luc Van De Velde, Hugo Heirman en Marc Rogiers

 

Hugo Heirman en Dirk De Caluwe

13 Edities lang de twee grote roergangers:
Hugo Heirman en Dirk De Caluwé

Maar we droomden verder, vervolgt Hugo. We droomden van iets groots, een soort Zeelse feesten. Dirk De Caluwé, de toenmalige dirigent van harmonie Sint-Cecilia had een en ander opgevangen en was het idee onmiddellijk genegen.

Na ettelijke brainstormingen kwamen we uit op een driedaags festival op de Markt. Op vrijdag de projectie op groot scherm van de film Amadeus, op zaterdag het promsconcert door de harmonie en het Vlaams Symfonisch Orkest om dan op zondag in schoonheid te eindigen met ‘Follemuze’. En, zegt Hugo, onze droom werd werkelijkheid in juni 1991. REMUZE was een schot in de roos.

In totaal zijn er 13 edities geweest van REMUZE, vertelt Hugo.

 

De beginjaren waren keihard. Met een kleine groep mensen moesten we alles klaarspelen, dat was dagen werken tot je er bijna bij neerviel. Heb je ooit al eens 3500 stoeltjes van ‘François Sermijn’ open- en dichtgeklapt, ooit al eens nachtwaker gespeeld aan de kerk, heb je ooit al eens het Heilig Hartplein opgeveegd met een gewone borstel, vraagt Hugo. Wij weten er alles van. Doorheen de jaren kregen we wel meer medewerkers en werd het werken iets makkelijker.
We hebben in al die jaren prachtige programma’s gehad en vele nationale en internationale artiesten naar Zele gehaald, vertelt Hugo. Mijn mooiste herinneringen heb ik aan de Italiaanse tenor Antonio Da Palma, An Lauwereins, Hans Peter Janssens, Diane Verdoodt, Jasper Steverlinck, Johan Verminnen, Will Tura, Paul Michiels, Steve Willaert… en natuurlijk ook aan Dirk De Caluwé, de Harmonie Sint-Cecilia en niet te vergeten de Zeelse koren.

Repeteren in Het Anker

Repeteren in Het Anker

 

Podium Remuze 2002

Remuze 2002

Remuze is ook een paar keer verhuisd van locatie. Van de Markt naar de Zandberg, terug naar de Markt, naar Topspin om uiteindelijk op de Donk te belanden. Mensen zeiden me achteraf dat we nooit buiten Zele hadden mogen gaan en ergens hadden ze voor een stuk gelijk, zegt Hugo, maar het had allemaal te maken met het kostenplaatje.

In al die jaren hebben we gewerkt onder het motto ‘Alles kan beter’, maar dat gaf ook de nodige financiële consequenties. Ons budget steeg van jaar tot jaar want als je professioneel uit de hoek wil komen, dan kost dat stukken van mensen. De prijzen swingden de pan uit. En heel dat financiële was soms een erg zware dobber, vervolgt Hugo. In de beginjaren speelde het weer ons parten, een hoofdsponsor kwam zijn getekende contracten niet na, dat we er ons broek aan scheurden! We zijn echt niet geëindigd in schoonheid en iedereen die zich borg had gesteld, heeft aan de eindmeet moeten helpen om de put te dempen.
En kreeg je dan geen subsidies? vraag ik hem op de man af.

 

Nee, antwoordt Hugo resoluut, we moesten alles zelf beredderen, ook al zetten we Zele op de kaart, de gemeente heeft nooit geparticipeerd, integendeel, we kregen na enkele jaren van discussie nog een gepeperde rekening (12.500 euro) voor de brandwacht van de Zeelse brandweer. Na de politieke bestuurswissel in 2001 veranderde dat wel, zegt Hugo. Mocht de gemeente participant geweest zijn, had Remuze misschien nog bestaan. Maar ja, gedane zaken nemen geen keer.

Ik hou aan heel Remuze een pracht van herinneringen over. Door met totaal andere muziek bezig te zijn, ging er voor mij een nieuwe wereld open. Opera en Hafabramuziek waren niet echt mijn ding, maar nu kan ik daar intens van genieten.
Ik was zowat het gezicht van Remuze maar ik ben al die talloze mensen die zo maar gratis, belangeloos en voor niets meewerkten aan Remuze, eeuwig dankbaar en vooral Marc Rogiers, die heel de tijd mijn steun en toeverlaat, mijn rechterhand was.

Giraf in de savanne

 

Hugo op safari

 

Leeuwin in de savanne

Pensioen    

Sinds 2012 is Hugo met pensioen en dus is er tijd voor iets anders: karweitjes opknappen waarvoor hij jarenlang geen tijd had, wandelen, fietsen, lezen, muziek beluisteren… Maar Hugo zou Hugo niet zijn mocht hij geen nieuwe passie gevonden hebben: reizen! Hugo is nog nooit van zijnen hof geweest, zeiden mijn vrienden, en nu is hij bijna niet meer thuis. En dat klopt, beaamt Hugo. Vroeger maakte ik met het gezin culturele uitstappen in eigen land en Frans-Vlaanderen en sinds ik met pensioen ben is de wereld mijn dorp geworden.

Al zeven keer was hij op reis met zijn zoon Bart en zijn vriendin Isabelle. Reizen voorbereiden is echt onzen Bart zijnen dada, zegt Hugo met enige fierheid. Mijn eerste reis was naar Jamaïca, tevens mijn eerste grote luchtdoop en onmiddellijk zat ik dertien uur in het vliegtuig. Jamaïca was prachtig. We leefden tussen de gewone mensen want onzen Bart boekt nooit vijfsterrenhotels. We bezochten het mausoleum van Bob Marley in zijn geboorteplaats Nine Miles en daar snapte ik echt de diepere betekenis van zijn muziek, zeker na ons bezoek aan Trenchtown en Kingston. Ik heb de armoede, waarover hij zingt, gezien en dat heeft me diep geraakt! Onvergetelijk was dat!

Daarna volgde Kenia. Dat was voor mij een echte cultuurshock, die schrijnende armoede in de stad Mombasa, de uitbuiting. En dan die ongelooflijke pracht van de natuur. Vier dagen trokken we op safari en we hebben ‘the big five’ (buffel, leeuw, luipaard, neushoorn en olifant) gezien.

 

Ik was overdonderd door de absolute stilte van de savanne op de grens met Tanzania, overdonderd door de zon die opkwam… Het was net of ik aangekomen was op de tweede dag na de schepping. Ons tentenkamp lag in de brousse waar wij door toeval en bij gebrek aan alternatief van de reisorganisatie waren terechtgekomen vlak aan de Mararivier (Masai Mara). Toen wij de gastenlijst aanschouwden van zij die er reeds verbleven hadden verstomden onze blikken: Prins Charles, Bill Gates, Warren Buffet… de groten der aarde (of de rijksten). Waar je als gewone man maar kan van dromen, werd voor ons realiteit!

Daarna volgden Egypte, de Dominicaanse Republiek, Rome, Marokko, Mexico, Zanzibar en Hugo is net terug uit IJsland. Dat was terugkeren naar het oerverleden van de aarde, zegt Hugo. Hij kan daar uren over vertellen maar dat is misschien voor een tweede Mensen van bij Ons. Als je echt meer wil weten en zien dan moet je maar eens googlen naar ‘Hugo Heirman + you tube’. Voor 2015 staat Oeganda op zijn programma met daarbij een tocht naar de gorilla’s. Hugo zou morgen al willen vertrekken.
Ik steek het niet onder stoelen of banken, zegt Hugo, maar in Oost-Afrika heb ik mijn hart verloren. De schrijnende armoede die ik daar gezien heb, grepen mij zodanig aan dat ik iets moest proberen doen. Voor onze reis naar Zanzibar namen wij voor de kinderen uit een afgelegen dorp kledij mee en ook ben ik Plan Ouder geworden van Anta, een meisje van 6 uit Senegal. Het is misschien een druppel op een hete plaat maar beter dan niets te doen.

Hugo Heirman  

Twee zakken
Met Hugo kan je uren en uren babbelen. Bewust stel ik mijn laatste vraag.

O, antwoordt hij, ik heb zoveel prachtige dingen mogen meemaken in mijn leven door en met andere mensen en daarvoor ben ik erg dankbaar.

Wie ik het meest dankbaar ben, zijn mijn vrouw Maria en de kinderen. Dankbaar omdat ik de tijd kreeg (of nam) om al mijn dromen, al mijn plannen, al mijn idealen waar te maken. Ik weet dat ik niet altijd de perfecte vader was, ik weet dat ik niet altijd tijd gemaakt heb voor mijn kinderen toen ze mij het meest nodig hadden en daar heb ik eerlijk gezegd spijt van, maar je kan de tandpasta niet terug in de tube duwen. Wat gebeurd is, is gebeurd, ik kan de klok niet terugdraaien, maar het is een levensles die ik ook aan mijn kinderen heb meegegeven.

Jammer genoeg durft mijn vrouw niet in het vliegtuig en kan ze die prachtige reizen niet mee beleven. Ik probeer dat goed te maken door enkele keren per jaar met haar te gaan uitwaaien aan zee.

Ik mag terugkijken op een prachtig leven ook al heb ik heel moeilijke periodes gekend.
In je leven neem je altijd twee zakken mee: de ene met je zwarte periodes en een tweede met je mooiste herinneringen.
De eerste laat je best achter, de tweede moet je meenemen. En als je het moeilijk hebt, open die zak dan eens.
Morgen kan niet beter zijn als je voortdurend aan gisteren denkt.
In deze tijd zijn vele mensen te snel geneigd in negativisme te vervallen, terwijl er toch zovele positieve dingen gebeuren.
Een pessimist ziet in elke kans het probleem, een optimist ziet de kans in elk probleem.
Ik kan nog ontroerd worden door kleine dingen. Laatst zag ik in ‘Alleen Elvis blijft bestaan’
een filmpje over een demente vader en zijn zoon.
Het duurt maar drie minuten maar eigenlijk zou iedereen dat gezien moeten hebben.
Echt waar, dat ging bij mij door merg en been.

Met deze wijsheid neem ik afscheid van Hugo.

Hugo, bedankt voor je mooi verhaal! En het is nog niet af!

Mark De Block
06-I-2015

Een aanrader!
Als je dat filmpje over die vader en die zoon eens wil zien, klik dan op onderstaande link:


https://www.youtube.com/watch?v=1oRcGBG7oww


© Mark De Block
Thuiskomen